"Ik jou geld en lichaam: jij mijn Fatima"
Door: Marilien
10 Augustus 2005 | Marokko, Essaouira
Het is te fascinerend om te zien wat ze je allemaal voor kunsten aanmeten en ook wat je zelf allemaal kunt doen. Het is in ieder geval duidelijk dat oefening kunst baart. Je zou er zo volledige studies van kunnen maken, maar die zijn er waarschijnlijk ook wel. Een erg intens en dramatisch voorbeeld is het verhaal over de nomadenstam die naar Essaouira trok om de toeristen hun sieraden en schoonheden te verkopen. Ik ga een verhaal vertellen over Hamid en zijn maten.
Op een rustige avond in het vredige Essaouira liepen Boudewijn en ik door de medina rond te struinen. We liepen eigenlijk voornamelijk rond te lopen en een beetje te kijken naar de winkeltjes en alle mensen en gebeurtenissen om ons heen. Totaal zonder intentie iets te kopen en bewust onze hand op de knip houdend zagen we alle slippers, shawls en kettingen aan ons voorbij trekken. Op een gegeven moment zag ik een leuke lange ketting met blauwe kralen hangen en binnen no-time had verkoper Hamid het juweel kunstelend om mijn hals gedrapeerd en ons de winkel binnen gelokt. Tussen neus en lippen vroeg hij even 400 Dirham (40 euro) voor dat snoertje kralen. Ik lachte hem een beetje uit en zei dat ik er 40 Dh voor wilde betalen en dat mijn laatste bod 45 Dh was. Hij besloot dat het geen zaken doen was met mij en nodigde ons uit voor thee om gezellig als vrienden met hem te praten.
Toen nog groen en naïef hoopte ik op een interactie met woestijnmensen, waar ik altijd al, en na onze trip in de woestijn al helemaal, erg door geïntrigeerd was. We praatten nog wat en toen kwam het neefje van Hamid bij ons zitten om foto’ van de woestijn te laten zien. Hij was uiterst schattig en oprecht aardig. Hamid zelf vond ik een aardige maar bombastische man met een groot lijf en waanzinnige zulu-lippen. Hij nam Boudewijn mee naar buiten en ik bleef met de neef praten over alle verschillen tussen onze culturen. Er waren overigens nog een stuk of 6 andere mannen waarvan een aantal nomadenlappen om zich heen gewikkeld hadden.
Het leek me eigenlijk echt vriendschappelijk, want er werd geen poging meer gedaan mij iets te verkopen. Er werd me wel herhaaldelijk gevraagd of ik mee wilde naar de woestijn om daar met hun families een aantal dagen te verblijven. Ik was erg enthousiast omdat mijn vorige ervaring in de woestijn voor mij intens bijzonder was en ik daar het liefst meer van wilde meemaken. Desalniettemin was ik me er ook wel van bewust dat je natuurlijk niet zomaar met een stel nomaden de woestijn in gaat sprinten. Het was gewoon mijn impulsieve reislustigheid die sprak, het nadenken en verstandig zijn zou wel komen als het serieuze afspraken zouden worden.
Voorlopig vond ik jongens met wie ik gepraat had oprecht aardig, geïnteresseerd en schattig. Was dat deel van hun gastvrije cultuur of zaten er vanaf het begin al lucratieve doelen achter? Ik weiger dat eigenlijk te geloven.
Toch was het begonnen met de ketting waar hij een woekerprijs voor vroeg. Bovendien liep Boudewijn inmiddels met een armbandje met schelpjes om zijn pols, alsof dat normaal was! Dat sieraad mochten we overigens de volgende dag betalen; hij vertrouwde ons immers. De man wist inmiddels als dat hij een beroep kon doen op ons verantwoordelijkheidsgevoel. Slimmerd: natuurlijk stonden wij, zoals afgesproken om 10 uur ’s ochtends weer op zijn stoep.
Met open armen ontving hij ons vol bravoure in zijn traditionele lichtblauwe nomaden kleren. De mannen op het hoekje van de straat, vrienden van Hamid keken ons vreemd uitdrukkingsloos aan, dat gaf me een vreemd gevoel. Maar voor ik daar aandacht aan kon besteden werden we meteen achter in zijn winkeltje geleid om op de grond te gaan zitten. Wachten. Op thee. En praten. Praten met Hamid en zijn maten die mij stuk voor stuk steeds net iets te lang en te vaak aankeken in die uiterst volle met tierelantijnen uitpuilende winkel. Kittige kettinkjes, schattige schaaltjes, zwevende zwaarden, lelijke lappen, kratten vol kralen en onnoembare andere kleinigheden lagen overal verspreid op de Berbertapijten. Ik had het gevoel dat ik me in een decor van een filmset bevond.
En wij zaten daar, met z’n vijven te kletsen, over de woestijn, want daar zouden we echt heen gaan, met zijn allen. Wat een gezelligheid. Toch voelde ik me vreemd.
Ineens ging Hamid wat serieuzer zitten en wilde hij iets laten zien. Hij toverde zijn Sahara buit in blauwe lappen uit de donkerhouten kisten die achter hem stonden. Dit was niet voor de ogen bestemd van normale klanten, maar wij mochten zijn trots aanschouwen. Vol trots ontknoopte hij de hoofddoeken en liet ons de talloze armbanden, kettingen en snuisterijen zien. Zorgvuldig haalde hij zijn juwelen één voor één te voorschijn en vertelde hij de betekenis van alle nomadensymbolen. Ondertussen behing hij mij met arm- en enkelbanden terwijl hij me steeds dieper en intenser aan begon te kijken. Ik voelde de spanning tussen ons steeds meer toenmen en ik raakte totaal verward over zijn intenties. Wilde hij zijn juwelen verkopen? Zag hij ineens het licht van de ware nomadenvrouw in mijn ogen? Wilde hij gewoon vrienden zijn? Het laatste leek mij hoe langer hoe minder de meest waarschijnlijke optie worden. Toch bleef ik, tegen de stem van mijn intuïtie in schaapachtig hopen op een mooie, onbaatzuchtige interculturele vriendschap.
Hij nodigde ons weer uit om ’s middag bij hem te komen eten en hij wilde mij leren koken. Ook vroeg hij welke sieraden ik mooi vond. NOTA BENE, ik mocht ze hebben als ik in de winkel kwam werken of zou blijven wonen en in de woestijn, als zijn vrouw. We lachten er maar hartelijk om. Langzaam deed ik, zo onopmerkzaam mogelijk, stuk voor stuk armband na armband af. En Boudewijn zat er ongemakkelijk bij en had volgens mij ook het idee om maar eens op te stappen.
Hamid had echter weer iets nieuws: zijn neef stond op de foto van onze Lonely Planet! Wat een toeval! Hamid stelde voor dat Bou en zijn neef de foto zouden gaan kopieren om snel weer terug te komen. Toen deze twee heren verdwenen naar de kopieerwinkel in de buurt waren Hamid en ik met zijn tweeën in het achtergedeelte van zijn woestijnwinkel. Omringd door de uitgestalde blinkende juwelen zat ik daar onvoorbereid om het komende halfuur een één-op-één interactie met Hamid aan te gaan.
Hij begon te praten over onze trip naar de woestijn, dat ik zo lang mocht blijven als ik wilde; niet drie dagen, maar drie weken, drie maanden, of voor altijd. Hij had immers nog nooit zo’n mooie vrouw gezien met zulke uitzonderlijk mooie ogen.
Mijn keel kneep langzaam dicht, want dit vond ik weer net te ver gaan, om maar niet te noemen dat ik totaal geen zin had in dit soort serenades die ik van z’n lang-zal-ze-leven niet kon, laat staan wilde, beantwoorden.
Boudewijn en de nomadenneef waren weg en bleven voorlopig weg terwijl Hamid zin voor zin steeds verder in mij probeerde te kruipen. Alles was prachtig aan mij en hij vertelde dat zijn hart oversloeg als hij mij zag. Het was geen toeval dat ik langs was komen lopen, dat was het lot. (over Allah heb ik overigens, opvallend genoeg, niets gehoord)
Ik kreeg het zeer op mijn heupen en probeerde hem zo aardig mogelijk uit te leggen dat dit toch echt niet wederzijds was. Zijn antwoord daarop was dat ik tijd nodig had; ik hem beter zou leren kennen zou ik wel weten hoe echt en bijzonder hij is. Ik moest immers weten dat hij zijn brandende nomadenhart liet spreken en dat die waarheid altijd de enige echt was.
Ik keek steeds naar de ingang van de deur, maar Boudewijn bleef weg en ik begon me zorgen te maken.
Hij wakkerde de spanning steeds meer aan en ik voelde me steeds meer als een vis op het droge. De overweldigende manier waarop hij me wilde veroveren was niet alleen uiterst verstikkend, maar ook beangstigend. Ik durfde ook niet meer heel kort en afkappend zijn hart te breken, Boudewijn moest immer heel thuis komen en ik moest die winkel nog als maagd verlaten.
Hij zag overigens mijn twijfel en wantrouwen wel in mijn ogen, waardoor hij snel weer uit de toverkist achter hem een fatimahandje te voorschijn haalde. Vliegensvlug bond hij een leren touwtje om het handje en om mijn hals, wat zijn krampachtige veroveringstechniek alleen maar meer verried. Dat was voor veel geluk, met oprechte wensen vanuit zijn nomadenhart, die hij mij liet voelen met mijn hand die hij op zijn borst drukte.
Toen kwam hij met de opmerkingen aanzetten waar ik voor onze reis nog grappen over maakte. “Tu est ma petite princesse”. En als klapper op de vuurpeil, met dromerige ogen: “Weet jij wel hoeveel kamelen ik voor jou zou geven?” Kamelen!! Hij begon écht over kamelen! Ik wist niet wat ik hoorde. Ik vroeg natuurlijk nieuwsgierig gniffelend hoeveel kamelen hij voor mij over had. (Ik had immers van een Marokkaanse collega in Amsterdam gehoord dat ik minstens vijf kamelen per nacht moest vragen. Mocht hij mij in de woestijn willen hebben, dan werd het een duur grapje en zou zijn familie uit de running raken.) Gelukkig beschaamde Hamid mij niet en zei dat ik onbetaalbaar was. Hij had geen idee hoeveel kamelen, elk getal zou te weinig zijn.
Ik zat daar, met een fatimahand vol geluk en kamelenbod waar mijn familie ineens rijk mee zou worden, te wachten op de terugkomst van Boudewijn. Ondertussen moest ik vreselijk moest plassen. Hij voelde mijn ongemak weer haarfijn aan: “Are you angry? I’m just being honest. Are you angry?” Nee, ik was niet boos, maar voor de zoveelste keer legde ik uit dat ik niet voelde wat hij dacht te voelen. Gelukkig vond hij dat nog steeds geen punt, mijn gevoel zou immers met de tijd groeien.
Eindelijk kwam Boudewijn enkele minuten later binnen lopen. Ik ging vlug naar de wc bij de buren en vertelde dat ik door de stad wilde lopen voor de lunch. We maakten een afspraak om anderhalf uur later terug te komen voor de lunch, 14:00 uur. (toen was al onduidelijk of we elkaar over de tijd goed begrepen)
Met een het leren bandje en fatima’s hand om mijn nek voelde ik me verstikt toen ik de winkel uitliep. De frisse lucht gaf me wat verlichting, maar nam het gevoel van ongemak niet weg. Buiten draaide ik me ineens om; ik realiseerde me dat ik de Lonely Planet was vergeten. Eén van Hamid’s maten zag mij en liep meteen naar binnen om het boek te halen. Ik vroeg of hij geen kopie wilde, maar hij zei dat we dat later wel zouden doen. Om een of andere reden leek het wel alsof we beiden sterk het gevoel hadden elkaar daarna niet meer te zien.
Bou en ik liepen daas verder de medina in. En het erge was: we voelden ons verplicht om terug te gaan, omdat we beloofd hadden te komen. Wie weet waren alle vrouwen daar in werking gezet om een koningsmaal, of wat voor happen dan ook, voor ons te bereiden.
In ons hotel besloot ik de vriendelijke en intelligent uitziende jongeman die daar werkte om advies te vragen. Hij lachte en was ook verbaasd over dit soort avances, het was dus niet normaal voor dit land. Hij gaf het advies gewoon te gaan en de casanova nogmaals, maar iets beslister, te vertellen dat er geen enkele sprake van een samenzijn kon zijn. Hafid, de hoteljongen, gaf ons ook de tips iets lekkers mee te nemen.
Gewapend met cake en meloen kwamen we enkele minuten over twee aangeaarzeld bij de kasbah van Hamid. De baas van de winkel was een andere, oudere man die ons zag aankomen en verschrikt zei dat ze er niet waren. Ik begreep niets van die winkel zonder nomadenmannen. “Ze zijn thuis”, zei hij, “om te eten en ze komen zo terug. Maar…hij wil wel, dat zei hij nog. Ze komen er zo aan, wacht even!” Mijn mond viel open. Wat?! Hij wil wel? Hij wil wat? En wachten? Ben je nou van de pot gerukt. Als ik een ding weet is dat wachten op mannen bijna altijd het stomste is wat je kunt doen. Dit was dus dé ultieme en gelegitimeerde ontsnappingskans: wachten op mannen doen vrouwen niet. Dat was dus duidelijk: we konden ons zonder schuldgevoel en zonder verdere drama’s ontdoen van Hamid’s vriendschappelijke wurggreep. Jeetje… Toch voelde ik me natuurlijk wel bezwaard… Waren wij nou verkeerd door niet te wachten? Hadden we tóch de tijd verkeerd begrepen? Beschaamden we hun gastvrijheid? Gelukkig zei Boudewijn terecht dat hij zijn gasten beschaamden en dat we gewoon weg konden.
We vervolgden enigszins opgelucht, maar toch ook overdonderd onze weg. Alsof je een razendsnelle goocheltruc hebt gezien die waanzinnig goed was, met souplesse werd uitgevoerd, maar waarin je toch echt gefopt bent en op het verkeerde been bent gezet. Alleen heb ik nog steeds niet begrepen wat nu geveinsd was en wat oprecht was.
Ging het alleen maar om het geld? Het was een bijzonder slechte verkooptruc, want we hadden niets noemenswaardig gekocht. Ja, een armbandje voor een euro en een authentiek ingestraalde fatimahandje voor niets, nou ja…niets... Bovendien heeft Hamid ons bijna weggejaagd door zijn gedrag. Een zakenman van likmevestje als je het mij vraagt. Dus waar ging het hem dan wel om?
Liefde? Liefde? Was Hamid getroffen door de genadeloze pijlen van cupido en verkeerde hij in de roes van de zoete liefdesbloesem? Ga toch weg…dat kan niet! Toch bleek het een meer voorkomend fenomeen. Tijdens de vakantie waren er meer van dit soort hartstochtelijk mannen die bedachten dat wij samen iets moesten beginnen. De jongeman uit het hotel probeerde bijvoorbeeld dagenlang, zelfs na dit verhaal, om me te versieren. En zo waren er nog meer, bijvoorbeeld Mohammed uit de Gorges du Dadès, Salim uit de woestijn en de uiterst fanatieke Mohammed uit Fès die mij ’t liefst meteen trouwde . Idioot, want ik snap wel dat ik niet lelijk en onaardig ben, maar dit sloeg alles, het was buiten proportie en leek wel ziekelijk. Bovendien is die aandacht even leuk, maar het wordt snel veel te opdringerig. Dus, mijn conclusie is dit: westerse vrouwen zonder hoofddoek en met exotisch blauwe ogen, geld en een eigen wil vormen een schoonheidsideaal. Daarnaast is de jager in de Marokkaan nog hevig in leven. Je moet ook niet vergeten dat het een goede zakelijke zet om een westerse vrouw binnen de familie te halen en een carrière in Europa te beginnen. De familie in de woestijn zou er van kunnen profiteren en weer nieuwe kamelen kunnen kopen.
Maar, onbaadzuchtig leek me dit hele grapje niet. Of het nu geld, vriendschap of liefde was wat hij wilde. Hamid vroeg om zoveel te gelijk en nam daarbij zoveel ruimte in dat praten, ademen en leven voor mij onmogelijk werd. Ik ben als Westerse vrouw niet alleen exotisch in mijn verschijning, maar ook in mijn onafhankelijkheid en mijn behoefte aan ruimte. Ik geloof niet in de slechte intenties van Hamid en zijn maten, maar werkelijk begrijpen doe ik dit akkevietje zeker niet. De geheimen van de woestijn, of misschien wel Noord-Afrika. Totaal gefascineerd moet ik toch meer leren voordat deze mysterieen zich aan mij zullen onthullen. En dat begint misschien wel met het onderhandelen, want ook hier leek dat weer de basis van iedere stap: er valt hier overal over te praten.
-
10 Augustus 2005 - 17:40
Roel:
Ontzettend goed geschreven stuk, 'Trijntje'! Achteraf gezien, wat een fantastische en geweldige belevenis, zoiets! Het probleem is altijd, zoals je inderdaad al aangeeft, dat je altijd op twee gedachten blijft hinken. Aan de ene kant denk je misschien wel, het is hun cultuur, dat kan, ik moet daar gewoon niet in meegaan. Aan de andere kant is juist het op die manier erover denken alweer onze eigen Westerse inslag, en dat maakt je oorspronkelijke gedachtengang al direct weer minder legitiem. Idealiter ken je iemand uit die cultuur zo goed dat je, zonder enig risico voor bijbedoelingen, alles kunt vragen wat je wilt... maar ja, wie heeft er nou zo'n luxe! Anyways, erg leuk verhaal om te lezen, zowel de feiten als jouw gedachten erover! Succes terug in Amsterdam; culture shock, perhaps?
liefs, 'marco'.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley